De werkgroep lokaal beleid maakte bij het begin van de nieuwe legislatuur een 10 punten programma op: 10 thema's waarvan het nieuwe college van burgemeester en schepenen de komende jaren werk moet maken. Die thema's vind je hieronder in de tekst 'Brugge naar 2030'.


Het nieuwe college van burgemeester en schepenen legde aan de gemeenteraad van 31 maart 2025 het bestuursakkoord 2025-2030 voor. Aan de hand van hun 10 punten programma lichtte de werkgroep lokaal beleid dat bestuursakkoord door. Die evaluatie vind je hieronder in de tekst 'Nieuw Brugs bestuursakkoord 2025-2030'.


BRUGGE NAAR 2030


Met het klimaatplan dat in de vorige legislatuur bijna unaniem (op het Vlaams Belang na) in de Brugse gemeenteraad goedgekeurd werd, heeft Brugge voor zichzelf een duidelijk doel voor ogen gesteld: tegen 2030 de uitstoot van broeikasgassen in Brugge met bijna de helft verminderen, dit als tussenstap om tegen 2050 volledig klimaatneutraal te worden.


Hoever staan we nu, bij het begin van een nieuwe legislatuur, die precies tot in 2030 loopt? Daarvoor kunnen we best teruggrijpen naar het jongste monitoringrapport van de stad in oktober 2024 dat vooral in haar gedetailleerde versie wel erg duidelijk is.


Ten opzichte van 2011, het referentiejaar voor de Covenant of Mayors die we met Brugge plechtig ondertekend hebben, zien we op een goeie twaalf jaar tijd een vermindering van de CO2-uitstoot met 27%. We kunnen dus niét zeggen dat er niks gebeurd is. Maar het wil meteen ook zeggen dat we nu de komende zes jaar bijna nog eens de àndere helft van de inspanning zullen moeten realiseren, als we ons oorspronkelijk doel ook in de praktijk willen halen.

Met andere woorden: we zijn op de goeie weg, maar er moet in de komende legislatuur beslist nog een tandje bijgestoken worden, anders halen we het niét.


Eigenlijk zou je kunnen zeggen dat we elke legislatuur een stap voorwaarts zetten. Ten tijde van burgemeester Moenaert was er van de Covenant of Mayors nog geen sprake, onder burgemeester Landuyt ondertekende Brugge de Covenant of Mayors en in de voorbije legislatuur werd er onder burgemeester De fauw een ambitieus Brugs klimaatplan goedgekeurd dat tal van concrete maatregelen voorzag, maar voorlopig nog zonder duidelijke financiële vertaling: het klimaatplan was immers midden de legislatuur goedgekeurd en men kon dus moeilijk het eerder afgesloten meerjarenplan voor Brugge op de helling zetten.

Nu staan we aan het begin van een nieuwe legislatuur en is het ogenblik gekomen om de volgende stappen te zetten en lessen te trekken uit de werking van de voorbije jaren.


Onder schepen van klimaat Minou Esquenet zijn met Bruggen naar Morgen tal van initiatieven opgezet en werden ook heel wat pogingen ondernomen om individuele burgers, groepen en bedrijven bij de klimaatinspanningen te betrekken. Wat tot nog toe echter te weinig uit de verf kwam, was een duidelijk prioriteitenplan, een navenante en adequate financiering én een meer collectieve aanpak die iedereen – en vooral ook de sociaal zwakkere groepen in de samenleving – in die transitie meeneemt: klimaatneutraal én sociaal.

Willen we een sociaal klimaatbeleid in Brugge verder waar maken, dan zullen we voor de komende zes jaar duidelijke prioriteiten moeten stellen – ook financieel - én ook nieuwe, collectieve oplossingen naar voren schuiven en in de praktijk uitproberen. Dat kan, maar dan moet dat straks ook zijn vertaling krijgen in de meerjarenplanning 2025-2030.

Als aanzet hiertoe geven we hier in deze prioriteitennota tien mogelijke actiepunten mee die deze nieuwe benadering (“klimaatneutraal én sociaal”)  CONCREET kunnen maken: we hebben immers nood aan REALISATIES: geen woorden, maar daden


    1. Windenergie: een herzien en nu gedragen windplan

Als men concreet kijkt wat in Brugge – en ruimer: in Noord West-Vlaanderen – in de praktijk de grootste bijdrage kan leveren tot het behalen van onze klimaatdoelstellingen en het reduceren van de CO2-uitstoot, dan is windenergie daar in onze streek ongetwijfeld de nummer één in. Het monitoringrapport van oktober 2024 geeft het ook duidelijk aan: “De hoopgevende cijfers (voor Brugge) worden deels verklaard door de sterke groei van de lokale productie van zonne- en vooral windenergie.” Maar datzelfde monitoringrapport toont ook aan dat er de laatste drie jaar wat windenergie betreft eerder een stagnatie vast te stellen valt: Brugge dreigt achterop te geraken.


In de vorige legislatuur werd er een windplan opgesteld, en dat was een eerste en noodzakelijke stap, maar dat ging eigenlijk niet veel verder dan het verzamelen van de wettelijke bepalingen én het instellen van een bufferzone rond woongebieden: het “windplan” van Brugge is geen wervend en (pro)actief windplan, met een overzicht van te behalen realisaties in de komende jaren, het is ook nooit afgestemd met de provincie West-Vlaanderen, waar de provinciaal coördinator hernieuwbare energie voor de hele regio van Noord West-Vlaanderen een heel gedetailleerde studie heeft gemaakt van mogelijke locaties voor nieuwe windturbines: hij gaat uit van het gegeven dat (amper) 15 nieuwe, maar grote(re) windturbines in de hele regio al goed zouden zijn voor maar liefst 40% hernieuwbare energie. En om de precieze locaties hiervoor te kunnen afbakenen bracht hij vervolgens een vijftiental lagen op mekaar, van de nabijheid van woonkernen over monumenten- en landschapszorg tot zelfs de blijkbaar onvermijdelijke vleermuizen: het boven mekaar leggen van al die lagen levert uiteindelijk een beperkt aantal locaties in de regio op, waar normaal een grote maatschappelijke consensus over zou moeten kunnen ontstaan.


Het minste wat men nu in Brugge wel kan doen, is het eigen windplan ook afstemmen op de oefening die vanuit de provincie gebeurd is, en daar ook binnen de Brugse regio in het burgemeestersoverleg de nodige steun voor creëren. Nu maken we het mee dat 3 aanvragen van Engie op de terreinen van Wallenius in de achterhaven van Zeebrugge wél de zegen krijgen van de Vlaamse Gemeenschap én van de provincie West-Vlaanderen, maar dat Brugge daartegen in beroep gaat. Zonder ons nu op dat éne dossier te willen vastpinnen, is het duidelijk dat een afstemming van de windplannen van stad en provincie een eerste vereiste lijkt, wil men geen verdere vertraging oplopen. Een gezamenlijke en gedragen strategie van stad én provincie ter zake kan dossiers helpen ontmijnen en voor realisaties in het havengebied ook draagkracht creëren bij de plaatselijke bevolking, bijvoorbeeld – waarom niet? - met de mogelijkheid van een participatie in het winstaandeel van die nieuwe windturbines.


Daarnaast stellen we vast dat burgemeester De fauw tijdens het klimaat-verkiezingsdebat in de Biekorf in een opgemerkte tussenkomst aangaf dat wat hem betreft het Brugse windplan best herzien mocht worden: nu geldt daarin bijvoorbeeld een minimumafstand van 500 meter voor nieuwe turbines, maar de burgemeester maakte toen alvast een opvallende opening door te stellen dat wat hem betreft 250 meter misschien ook wel kon. Ook daarin zou overleg tussen de stad en de provincie wel aangewezen zijn:  de provincie heeft heel uitgebreid onderzoek gedaan naar de reacties van omwonenden bij de installatie van nieuwe windturbines en kan in die zin ook relevant materiaal aanreiken. Ook gaf burgemeester De fauw  tijdens datzelfde debat nog aan dat het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust nog altijd geen duidelijke uitspraak heeft gedaan in verband met de mogelijke inplanting van nieuwe windturbines in de voorhaven van Zeebrugge. Als burgemeester en als ondervoorzitter van de Port of Antwerp Bruges kan Dirk De fauw dan ook het initiatief nemen om de betrokken partijen (stad, haven, het Agentschap) bij mekaar te brengen en deze zaak ook op de agenda van het schepencollege te plaatsen, want het antwoord op die vraag zal ook van belang zijn voor de herziening van het Brugse windplan, wat onder de bevoegdheid van de nieuwe schepen voor ruimtelijke ordening Mathijs Goderis valt.


Brugge kan ook de andere besturen in de regio mee over de streep trekken om het windplan van de provincie voor Noord West-Vlaanderen in de schoot van het burgemeestersoverleg te laten goedkeuren en effectief uit te voeren.

 

2) Zonne-energie: zonnepanelen op bestaand woonpatrimonium Vivendo

 Tijdens de vorige legislatuur kwam het tot een fusie van de sociale woonmaatschappijen Brugse Maatschappij voor de Huisvesting en Vivendo, met ook de sociale verhuurkantoren Sovekans en SVK. Op Brugs grondgebied heeft de nieuwe fusie-eenheid Vivendo nu meer dan 4.000 wooneenheden, woningen én appartementen dus. Bij nieuwbouw gaat er voortaan ruime aandacht naar energiezuinig bouwen, maar met het bestaand patrimonium staat men nog voor een hele uitdaging: eind 2022 waren er bijvoorbeeld hooguit een twintigtal bestaande woningen van de sociale woonmaatschappij voorzien van zonnepanelen. Als Brugge nu volgens het bestuursakkoord resoluut klimaatneutraal én sociaal wordt, dan ligt hier een uitgelezen kans voor een Vlaams pilootproject, mogelijks in samenwerking met de nieuwe Vlaamse minister van Wonen, Klimaat en Energie Melissa Depraetere.


Maken we dat even concreet? Uit het Jaarverslag 2023 van Vivendo blijkt dat de sociale woonmaatschappij op 31/12/2023 over 6.871 verhuurbare wooneenheden beschikte, waarvan 4.042 op Brugs grondgebied, in eigen patrimonium ongeveer 50/50 verdeeld tussen 2.081 verhuurbare sociale woningen en net geen 2.000 verhuurbare sociale appartementen.


Wat de 2.081 verhuurbare sociale woningen op Brugs grondgebied betreft, die zijn als volgt verdeeld: Brugge-Centrum 246, Assebroek 277, Sint-Kruis 172, Koolkerke 124, Dudzele 45, Lissewege 10, Sint-Andries 272, Sint-Pieters 512, Sint Michiels 109, Sint Jozef 221, Zwankendamme 11, Kruisabele 32 en Zeebrugge 50, in totaal dus 2.081.


Willen we even als ruwe raming kijken op hoeveel van die 2081 verhuurbare sociale woningen we effectief zonnepanelen op de daken zouden kunnen leggen, dan moeten we om te beginnen (een deel van) die 246 van Brugge-Centrum mogelijks al aftrekken, wegens eventueel (te) delicaat in een Unesco-beschermde omgeving. Daarnaast zijn er ongetwijfeld ook een aantal panden waarvoor in de komende jaren ingrijpende renovatiewerken voorzien zijn, dan lijkt het ook niet echt aangewezen om daar nu al zonnepanelen op de daken te leggen. Tot slot zijn er ongetwijfeld ook nog sociale woningen die omwille van bv. een noordelijke oriëntering van de daken niet echt in aanmerking komen voor zonnepanelen. Deze drie factoren in rekening genomen, schatten we nu even het aantal potentiële daken van de huidige sociale woningen van Vivendo op een 1.500.


Uit praktijkervaringen en dito websites leren we anderzijds dat tien zonnepanelen per dak een aanvaardbaar gemiddelde is en dat voor tien panelen een prijs tussen 3.900 euro en 6.900 euro nu courant is. Wat concreet betekent dat alle daartoe geschikte daken van het bestaand patrimonium van Vivendo met zonnepanelen voorzien een brutokost van 1.500 daken  x gemiddeld 5.400 euro per interventie = 8.100.000 euro zou bedragen. Als we deze inspanning dan over één legislatuur zouden spreiden (om het ook praktisch haalbaar te maken, 250 interventies per jaar), dan komt dat dus neer op een bedrag van 1.350.000 euro op jaarbasis.


Waar halen we dat geld? We hanteren het principe van “de vervuiler betaalt” en richten onze ogen even op het cruisetoerisme in Zeebrugge.  Cruisetoerisme is op zich al een erg milieuvervuilende vorm van toerisme:  één groot cruiseschip heeft een ecologische voetafdruk die groter is dan die van 12.000 wagens. En een gemiddelde cruise van 7 dagen geeft evenveel CO2-uitstoot als een gemiddelde Europeaan over een heel jaar. Goed, maar een stad als Brugge kan zo’n wereldwijd fenomeen natuurlijk niet op haar eentje keren, dat spreekt. Wat kunnen we dan wél doen?


We kunnen om te beginnen al kijken hoe dat nu concreet in Zeebrugge in zijn werk gaat. In 2019 kwamen in Zeebrugge 149 cruiseschepen (met 364.000 cruisetoeristen) aanmeren, in 2023 waren dat er al 169 cruiseschepen (met 474.502 cruisetoeristen, waarvan 311.748 Brugge bezochten), voor 2024 spreken we al van meer dan 180 cruiseschepen. Zoveel is duidelijk: het aantal cruiseschepen gaat in stijgende lijn, en over de jaren heen ook het aantal passagiers dat die cruiseschepen meebrengen: in 1993 gemiddeld 354 passagiers per schip, in 2023 al 2.817 per schip, de cruiseschepen worden steeds groter, een betere reglementering en spreiding dringt zich op.


De haven rekent nu een taks aan van 5 euro per cruisetoerist (nl. 2,5 euro per passagiersbeweging), dat leverde het havenbedrijf in 2023 dus 474.502 x 5 = 2,38 miljoen euro op: die gaan niét naar de stad, maar “verdwijnen” in de totale omzet (en winst) van het havenbedrijf. Dat is dus nog wat anders dan de 6,6 miljoen euro die de stad Brugge als dividend krijgt uit de winst van het havenbedrijf Port of Antwerp Bruges: Brugge krijgt als dividend uit het totale havengebeuren 6,6 miljoen euro, de stad Antwerpen zelfs 24,6 miljoen euro.


In de haven van Antwerpen gaat de taks op de cruisetoeristen blijkbaar rechtstreeks naar de stad,  via hun toeristisch bedrijf. Waarom zou de stad Brugge dan ook niet kunnen “claimen” dat ook in de haven van Zeebrugge die toeristische taks (2,38 miljoen in 2023) rechtstreeks naar de stad zou gaan en niet langer verdwijnen in de totale omzet van de haven? Met de 2,3 miljoen euro die deze taks aldus voor Brugge zou kunnen opbrengen, kunnen we de komende zes jaar ons bestaand patrimonium van Vivendo helemaal van zonnepanelen voorzien, dat kost ons per jaar een goeie 1,5 miljoen euro: dan houden we zelfs nog een aardig bedrag over voor andere, noodzakelijke maatregelen in de strijd tegen de CO2-uitstoot.


En, wie weet, misschien kan ook de nieuwe Vlaamse minister van wonen, klimaat en energie Melissa Depraetere hierin een Vlaams pilootproject zien: voor elke euro die de stad investeert om het bestaand woonpatrimonium van haar sociale woonmaatschappij (via zonnepanelen) klimaatneutraler te krijgen, zou de Vlaamse minister van wonen, energie en klimaat ook met één euro Vlaams geld over de brug kunnen komen. Want ook Vlaanderen heeft nood aan concrete voorbeeldprojecten waarin de inspanningen voor het klimaat nu eens niét de hogere middenklasse ten goede komen, maar net de mensen die het soms het hardst nodig hebben als ze af te rekenen hebben met dure elektriciteitsrekeningen.


En Brugge zélf hoeft helemaal geen probleem te hebben met het feit dat deze inspanning nu één bepaalde categorie van haar bevolking ten goede zou komen, dat is nu omgekeerd ook al het geval met tal van premies of subsidies die de stad Brugge voorziet en die vaak het zgn. Mattheus-effect in zich dragen of zelfs nog versterken (“wie heeft, zal nog meer krijgen”). Neem nu de gemeentelijke premie voor kunstige herstellingen van gevels, deze premie richt zich de facto alleen op eigenaars van woningen (waardoor meteen al bijna 30% van de Brugse bevolking uitgesloten wordt) en daarbij dan nog vaak op een bepaald segment hierin, nl. de mensen die zich ook een huis met een historisch waardevolle gevel kunnen permitteren, wat zeker ook binnen de groep van eigenaars lang niet voor iedereen weggelegd is.


Op zich niets mis met zo’n premie voor kunstige herstellingen, dat zorgt inderdaad voor een versterking van het mooie stadsbeeld van Brugge, maar omgekeerd zou men dan ook niet verontwaardigd mogen doen als een stadsbestuur nu een klein onderdeel van haar inkomsten (via de rechtstreekse inning van de taks op de cruisetoeristen) zou richten op de categorie van mensen die nu op een huurwoning van de sociale woonmaatschappij aangewezen zijn. Zij zullen deze inspanning via een verlaging van hun elektriciteitskosten direct op het eind van de maand in hun portemonnee voelen: klimaatneutraal én sociaal, het kàn dus.

 

3)  Zonne-energie: aanpassing van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening

In het klimaatdebat in de Biekorf vlak voor de gemeenteraadsverkiezingen is het ook gegaan over zonnepanelen in de Brugse binnenstad. Het installeren van zonnepanelen wordt geregeld door artikel 6 en artikel 24 van de gemeentelijke stedenbouwkundige verordening van de stad. Artikel 6 § 2 stelt dat zowel zonnepanelen als zonnecollectoren, als het wijzigen van de dakbedekking vergunningsplichtig zijn en artikel 24 § 2 stelt dat zonnepanelen/zonneboilers NIET toegelaten zijn als die zichtbaar zijn vanaf het openbaar domein.


In Brugge is men sedert de opmaak van deze gemeentelijke stedenbouwkundige vergunning echter wél al geëvolueerd. Het Indianenverhaal dat zonnepanelen in de Brugse binnenstad niet vanop het Belfort zichtbaar mogen zijn, is ondertussen al lang achterhaald en op 19 april 2022 keurde het Brugse schepencollege ook al een nieuwe princiepsnota goed om een aan de tijden aangepast beoordelingskader van artikel 24 §2 te omschrijven. Bedoeling was om de mogelijkheid te versoepelen om ook in de Brugse binnenstad zonnepanelen te kunnen installeren, waarbij men de facto uitging van de stelling dat installaties op het achterdakvlak niet storend zouden zijn.


Het Brugs Erfgoedforum ging echter voor een specifiek geval in de omgeving van de Ezelstraat in beroep bij de Raad voor Vergunningsbetwistingen en haalde daar voorlopig gelijk: een verordening gaat nog altijd boven een oriënteringsnota, was de uitspraak aldaar. Wat meteen ook duidelijk maakt dat het nieuw stadsbestuur in de komende legislatuur werk zal moeten maken van een nieuwe gemeentelijke stedenbouwkundige verordening die heel duidelijk de nieuwe interpretatie van zonnepanelen in de binnenstad mogelijk maakt.

 

4) Zonne-energie: energie-gemeenschappen op Brugse bedrijventerreinen

Men moet echter ook niet alles verwachten van individuele woningen en particulieren. Drie op de tien Bruggelingen zijn géén eigenaar van hun huis en heel wat huizen zijn niet geschikt om er zonnepanelen op te plaatsen, ofwel omdat de daken te klein zijn, of niet goed georiënteerd, of ook in de Brugse binnenstad al te zichtbaar zijn vanop openbaar domein. Voor al deze mensen moet Brugge een alternatief kunnen aanbieden. Anderzijds zijn er op Brugs grondgebied nog heel wat bedrijven op bedrijfsterreinen van de WVI waar grote dakoppervlakten totaal niet benut worden. Waarom dan niet op deze bedrijfsterreinen energiegemeenschappen creëren, wat zowel de bedrijven ter plekke als Bruggelingen op zoek naar alternatieven ten goede zou kunnen komen.


In de vorige legislatuur is er eventjes verwezen naar het project van BOLT op de bedrijfsterreinen van Royaux aan de Blauwe Toren. Ofwel vormt dit inderdaad een mooi alternatief en moet de stad dat verder mee promoten, ofwel zijn de BOLT-voorwaarden te strikt of te onduidelijk, en dan moet de stad als vennoot van de WVI aan deze instelling opdracht geven om als WVI zelf een dergelijk alternatief uit te werken. Vergelijk het met de stuwende rol die de provincie gespeeld heeft bij het tot stand komen van de energie-groepsaankopen: daar is een kader gecreëerd waar ondertussen elk jaar duizenden West-Vlamingen concreet op intekenen.

Een gelijkaardig kader moet er ook via de WVI komen voor energiegemeenschappen op Brugse bedrijfsterreinen: iets waar Bruggelingen dan zonder al te veel paperasserij simpel op kunnen intekenen. De Brugse burgemeester kan hiervoor – ook als voorzitter van de WVI - initiatief nemen, na de nodige contacten met het provinciaal bestuur en de andere vennoten van de WVI.


Bij uitbreiding en in overleg met de bedrijven kan men ook werk maken om de onbenutte ruimte op de eigen bedrijfsterreinen maximaal voor zonnepanelen in te vullen waar dat kan. Idem voor de eigen stadsgebouwen en stadseigendommen, voor zover geschikt.

 

5) mobiliteit: naar een autoluwe binnenstad en minder autobewegingen naar de stad

Tijdens de vorige legislatuur heeft men in stapjes een aantal winkelstraten van de Brugse binnenstad autoluw gemaakt. Er kwam ook een fietszone binnen de eerste stadsomwalling van 1127. Deze voorzichtige aanpak heeft het voordeel dat men zo in een stad polarisatie rond altijd delicate mobiliteitsingrepen vermijdt, maar als men echt naar een autoluwe binnenstad én naar een vermindering van het aantal autobewegingen in de Brugse regio wil, dan moeten er deze legislatuur naar 2030 toch duidelijk verdere stappen gezet worden.


Om te beginnen de uitbreiding van de fietszone naar het hele “ei” van Brugge, desnoods op een paar poortstraten (zoals de Lange Rei en de Ezelstraat) na, aangezien deze ook als assen voor het openbaar vervoer gebruikt worden Ten tweede door het aantal autobewegingen naar de binnenstad drastisch te verminderen, niet alleen door het invoeren van een verbod van bovengronds bezoekersparkeren, maar ook door het omvormen van de rotatieparkings in de binnenstad (zoals Zilverpand en Biekorf) tot gewone parkings voor bewoners, werknemers én zorgverstrekkers: iets wat al in het vooruitzicht was gesteld bij de uitbreiding van de parking ’t Zand naar 1900 plaatsen, maar ondertussen nog niet gerealiseerd is.


Brugge heef ook nood aan een globale mobiliteitsaanpak. De mobiliteitsstudie die nu besteld is mag zich niet beperken tot het autoluw maken van een paar straten, maar moet ook een visie op termijn ontwikkelen voor de vervoersregio Brugge, met aandacht voor (en onderscheid tussen) de opvang van de stroom dagtoeristen, het shoppingpubliek uit de omliggende gemeenten, de toelevering van winkels en horeca en de school- en werkverplaatsingen van de Bruggelingen zélf. Moeten ook als belangrijke onderdelen hiervan beschouwd worden: een herziening van het bussenplan, in samenspraak met de Lijn, maar ook de mogelijkheid van distributiecentra of fietsdeelsystemen vanuit centrale onthaalparkings zoals Zand en Station: ook als men voorzichtig en in stapjes tewerk wil gaan, moet men eerst toch duidelijk weten waar naartoe…

 

6) Renovatie van woningen: Rollend fonds en collectieve wijkaanpak

In het Brugse klimaatplan was er sprake van de renovatie van 14.500 woningen tegen 2030, deze doelstelling is aan het huidige tempo onhaalbaar, wat niet betekent dat de renovatie van woningen geen belangrijk aandachtspunt moet blijven vormen. Maar als men daar echt werk van wil maken, dan moet er om te beginnen een Rollend Fonds komen, aangezien meer dan 40% van de mensen gewoon geen geld genoeg heeft om belangrijke renovatiewerken aan hun woningen te (pre)financieren. Voor de financiering van dat Rollend Fonds kan men in de richting van Fluvius kijken, maar moet de stad anderzijds toch ook zélf een inspanning leveren: deze klimaatinvestering voor de toekomst vergt o.i. dan ook een toekomstlening, zie verder.


Is er een Rollend Fonds, dan is een tweede vereiste: een gecoördineerde, collectieve wijkaanpak, met een one stop shop en de nodige omkadering, zowel technisch (welke ingrepen zijn aangewezen?) als financieel (op welke subsidies kan men een beroep doen, en wie helpt die vaak ingewikkeld papieren in te vullen?). Er bestaan in het Brugse al goeie voorbeelden van zo’n globale wijkaanpak, zoals in ’t Schuurke, het nieuwe stadsbestuur moet nu op korte termijn een duidelijke financiële en organisatorische vertaling opmaken van hoe de uitrol van een dergelijke werking over het hele Brugse grondgebied – uiteraard in fasen, wijk per wijk – zou kunnen kosten: klimaatdoelstellingen zonder financiële vertaling blijven immers dode letter en dat kan toch niet de bedoeling zijn.


Wel is het ook duidelijk dat er ook Vlaams, federaal én Europees moet gesleuteld worden aan de tarieven van gas en elektriciteit, omdat zij ook lokaal de concrete renovatie-mogelijkheden mee bepalen.

 

7) Financiering: duidelijke afspraken, desnoods via toekomstlening

Heel wat maatregelen die bedoeld zijn om Brugge klimaat-robuust te maken, zoals ontharding, planten van bomen, aankopen van parken of bossen, kunnen en zullen binnen de reguliere begrotingen van de verschillende clusters voorzien worden, daar hebben de diensten bij de opmaak van het nieuwe bestuursakkoord ook wel hun insteek voor gedaan. Maar voor een ambitieus programma van renovatie van woningen in Brugge en voor de cofinanciering van een Rollend Fonds, zullen de gewone cluster-kredieten niet volstaan. Brugge heeft in zijn gewone begroting ook niet zoveel marge(s) en de spaarpot van weleer is nagenoeg op, zodat men ook niet in financiële sprookjes mag geloven.


Brugge is echter van alle Vlaamse centrumsteden ook de stad met de laagste schuld per inwoner, op fusiestad Antwerpen na. Wil men zo’n Rollend Fonds en zo’n collectieve wijkaanpak cofinancieren, dan moet er ook een duidelijke financiële vertaling komen, en moet men desnoods ook een beroep doen op een toekomstlening, die immers ook een investering in de toekomst inhoudt: als Brugge voor BMCC en voor BRUSK zo’n vijftig miljoen euro kon reserveren om de toekomst van onze toeristische en culturele ambities waar te kunnen maken, dan moet  een gelijkaardige inspanning voor het klimaat evenzeer mogelijk zijn. In 2020, 2021 en 2023 heeft Brugge niét geleend, in 2022 wél voor een bedrag van 45 miljoen euro, maar dan vooral in het perspectief van een stijging van de rente.


Hoe dan ook: bij het begin van een nieuwe legislatuur moeten er nu concrete cijfers op tafel komen, om zo onmiddellijk de meest dringende prioriteiten voor 2030 te kunnen aanpakken.


8) Warmteplan: duidelijkheid creëren

Brugge heeft een vrij algemeen warmtezoneringsplan, maar hiermee weten particulieren die renovatieplannen hebben nog niet concreet hoe het er in de toekomst aan toe zal gaan: komen er in hun wijk nu bijvoorbeeld warmtenetten, of niet? Komen er ter plekke ook andere vormen van collectieve aanpak op straat-, buurt- of wijkniveau, als alternatief voor individuele oplossingen?


Nu al is duidelijk dat men in de zone St Pieters-Christus Koning de warmte van de IVBO-verbrandingsoven aan de Pathoekeweg kan en zal gebruiken voor een uitbreiding van het bestaande warmtenet. Maar tot hoever kan/zal deze uitbreiding reiken, en hoe zit het dan in de andere wijken of deelgemeenten? Waar ziet men niet alleen theoretische mogelijkheden, maar vooral ook reële perspectieven voor een warmtenet? Op korte termijn moet het stadsbestuur duidelijkheid verschaffen of en zo ja, waar in de volgende legislatuur tot 2030 concrete initiatieven (en alternatieven) kunnen verwacht worden, en waar niet. Trouwens, bij de heraanleg van straten die ook de komende jaren vanwege rioleringswerken gespreid zullen gebeuren, zal men met dat aspect toch ook zeker rekening moeten houden.

 

9) Ruimtelijke ordening: eindelijk een voetbalstadion, op Olympia

Na een heuse voetbalsoap die bijna twintig jaar geduurd heeft, is er in de Brugse gemeenteraad nu een ruime consensus en hoopt iedereen dat een nieuw voetbalstadion op de site van Olympia deze legislatuur mogelijk wordt en de Raad voor Vergunnings-betwistingen hiervoor straks het licht op groen zet.


Eenmaal deze juridische horde genomen, kan het snel gaan: op een goeie twee jaar tijd kan zo’n stadion gebouwd worden. Tussen Club en Cercle is er ondertussen na bemiddeling van de stad in de vorige legislatuur ook al een voorlopige overeenkomst afgesproken, waarbij Cercle dat nieuwe stadion voorlopig ook kan gebruiken, als tegen dan hun beoogd stadion aan de Blankenbergse steenweg nog geen realiteit is. De stad Brugge huurt het nieuwe stadion op Olympia dan voor een aantal data in, zodat Cercle niet rechtstreeks aan Club moet onderverhuren.


Vraag blijft: als Cercle al een aantal jaren van deze “voorlopige” regeling gebruik zou kunnen maken, zal er dan nog behoefte bestaan – zowel bij de Cerclesupporters, maar meer nog bij de meerderheidsaandeelhouders van Monaco – om op een andere plek een nieuw voetbalstadion en dito miljoeneninvestering aan te vatten (en te financieren)?


In een tijd waar men algemeen een betonstop of liever een betonshift in het vooruitzicht stelt en Brugge ook zélf een Ruimtebeleidsplan goedgekeurd heeft dat de open ruimte voor de toekomst als uitgangspunt neemt, kan toch de vraag gesteld worden, of het dan maatschappelijk nog verantwoord is om twee voetbalstadions te laten bouwen in een kleine stad als Brugge, waar men ondertussen al een halve eeuw uiteindelijk zonder al te grote problemen in één stadion samenleeft.


Beter dan een theoretische (en vaak ook emotionele) discussie over één of twee stadions te voeren, kan men in dit dossier misschien beter de realiteit zijn gang laten gaan: eerst eindelijk een nieuw stadion op de Olympiasite realiseren en dan uitkijken of de voorlopige regeling in de praktijk werkt. Dat zou alvast op termijn (rekening houdend met de noodzakelijke toegangswegen en parkeergelegenheden voor een nieuw stadion) een netto-besparing van heel wat hectare open ruimte kunnen betekenen: tegen dat men zo’n oppervlakte via ontharding of tegelwippen kan bekomen zullen er allicht veel mensen kunnen komen kijken.


Uiteraard weten wij ook dat deze kwestie in de voetbalstad Brugge delicaat ligt: voetbal is emotie. We begrijpen dan ook dat politieke partijen zich nu niét expliciet voor één stadion zullen uitspreken. Maar omgekeerd moet men nu misschien toch ook vermijden dat men zich weer helemaal zou vastzetten voor de toekomst: beter gewoon het voorliggende dossier van het nieuwe stadion op Olympia nu alle kansen geven en dan zélf na de voorlopige ingebruikname door beide verenigingen en een noodzakelijke inrijperiode uitmaken of een tweede stadion überhaupt nog nodig of gewenst is.

 

10) Klimaatadaptatie: Brugge klimaat-robuust concreet maken

 Het laatste monitoringrapport vermeldde het al. Inzake klimaatadaptatie kon Brugge in de afgelopen periode wel bogen op een aantal positieve verwezenlijkingen: Vlaams kampioen tegelwippen, de Openbaar Groen Award in 2023, Gouden Boslabel in 2024, enz… Maar om Brugge écht klimaat-robuust te maken, moet men verder inzetten op de drie aangehaalde pijlers van brug 6 “Brugge Klimaatrobuust”: meer groen in stad en rand, meer ontharding en beter waterbeheer. Nu zal iedereen wel in principe akkoord gaan met deze uitgangspunten, maar hoe vertalen we dat verder in de praktijk en in de realiteit? Vandaar ons pleidooi om de investerings- en beheerskosten van deze klimaatadaptie voor de komende beleidsperiode te budgetteren en op te nemen in het meerjarenplan. Met bijhorende timing én trekkers, dan (pas) wordt het concreet.


Verstandig groen in stad en rand? We gaan voor het 3-30-300-principe, maar wat heeft dat dan voor consequenties? Meer ontharding? Dan moeten de grote perceelseigenaars mee in ’t bad: de WVI op vlak van bedrijfsterreinen, maar ook het Agentschap Wegen en Verkeer, de scholengemeenschappen, de sociale woonmaatschappij. De doelstelling was (en is) immers om per jaar 50.000 m2 wegenis en parkings te ontharden en van het rioleringsnet te halen, hier moet dus zeker nog een tandje bij gestoken worden.


Overigens, als men aan de toekomst denkt, moet Brugge natuurlijk verder werk maken van het aankopen van gronden met hoge natuurwaarde of strategisch gelegen voor het creëren van natuurverbindingen. En als men dat écht wil, kan men nu ook al grond ter beschikking stellen van biologische landbouw en de uitbouw van plukboerderijen, en daar mee een draagvlak voor creëren.

 

11) Opvolging: jaarlijkse rapportage

 Een klimaatplan opstellen is één ding, het aansturen en consequent opvolgen een ander paar mouwen. De stad en de nieuwe schepen van klimaat en energie moeten zich engageren om de diensten jaarlijks nauwgezet en transparant over de opvolging van het klimaatplan te laten rapporteren: een heus dashboard is en blijft immers nodig, om te zien of we niet achterop geraken en of er bijsturingen nodig zijn.

 

12) Blijvende participatie via klankbordgroep

 Noodzakelijke voorwaarde om hier daadwerkelijk resultaten te kunnen bereiken, is algemeen ook de aansturing van de concrete uitvoering van het klimaatplan. Daarom ook zullen de beleidsgroep en de klankbordgroep belangrijke instrumenten blijven om de verdere evoluties naar een klimaatneutraal en -robuust Brugge tegen het licht te houden en – nog beter zelfs - mee te helpen sturen en dragen.

 

NIEUW BRUGS BESTUURSAKKOORD 2025-2030


Het nieuw bestuursakkoord van het Brugs stadsbestuur, dat op de gemeenteraad van 31 maart 2025 officieel voorgelegd werd, vormt (slechts) het politieke kader voor de periode 2025-2030. De financiële en operationele vertaling met concrete doelstellingen, actieplannen en jaarlijkse acties komt er (pas) tegen uiterlijk eind 2025, met het inhoudelijk en financieel meerjarenplan.


Niet in alle Vlaamse centrumsteden houdt men het zo principieel of algemeen. Het Antwerpse bestuursakkoord bijvoorbeeld bevatte meteen ook een aantal financiële enveloppes die toch ook duidelijk(er) maken waar de prioriteiten van het nieuw bestuur liggen. Ook bij de federale regeringsonderhandelingen maakten vooral de financiële neven-kolommen meteen duidelijk hoe de kaarten écht liggen: meerwaardebelasting +500 miljoen euro, asiel -1,5 miljard euro, werkloosheiduitkeringen -2 miljard euro, defensie +4 miljard euro , inmiddels tot +17 miljard euro…


Het nieuw bestuursakkoord voor Brugge vermeldt wél al van bij de inleiding op pagina 9 “klimaat”: Planeet is namelijk één van de vijf centrale thema’s waarrond dit werkstuk opgebouwd is en bij aanhef luidt het als volgt: “We hebben ambitieuze plannen op het vlak van klimaat en duurzaamheid. We willen Brugge niet alleen mooi houden, maar ook duurzaam voor toekomstige generaties.”


“Klimaat, milieu en dierenwelzijn voor een leefbaar Brugge” is ook de titel van een afzonderlijk hoofdstuk (7), met van punt 267 tot punt 293 een kleine dertig punten die hier direct mee te maken hebben, maar daarnaast ook, verspreid over andere hoofdstukken en beleidsdomeinen, nog heel wat andere voor ons belangrijke punten, aangezien klimaat bij uitstek een transversale materie is.


Als Brugse Grootouders voor het Klimaat kijken we nu met spanning uit naar het inhoudelijk en financieel meerjarenplan dat in de komende maanden gestalte zal krijgen om deze intenties concreet en in de praktijk waar te maken. Ondertussen kunnen we alvast – als eerste oefening - de klimaatprincipes van het nieuw bestuursakkoord even overlopen en aan ons eigen memorandum toetsen.


We doen dat aan de hand van het tien-puntenprogramma dat we voor de verkiezingen van oktober 2024 naar alle partijen gestuurd hadden. Om een zo nuchter mogelijke analyse te maken, bekijken we dan telkens de neerslag daarvan in het nieuw bestuursakkoord.

 

 

 

1) Windenergie

Wil men effectief werk maken van een halvering van de CO2 tegen 2030, dan vormt windenergie in onze regio één van de speerpunten, zo zeiden we. In het nieuw bestuursakkoord geven daar vooral de punten 94, 95 en 280 een antwoord op.


Punt 94: “We onderzoeken en bakenen potentieelzones voor windturbines af, dit in functie van de inplanting van nieuwe windturbines. Windmolens plaatsen we op de bedrijventerreinen, langs de autosnelwegen, in het havengebied (hoger en meer capaciteit). We doen dat onder andere in nauw overleg met Port of Antwerp Bruges, dat één van de zones beheert met het grootste potentieel voor windturbines, en met de WVI voor de gebieden die zij beheren. Zo onderzoeken we samen met het havenbestuur en het Agentschap Maritieme Dienstverlening en Kust of er bijkomende windmolens kunnen worden bebouwd aan de westelijke strekdam in de voorhaven. In de achterhaven nabij de woonkernen gaan we eerst proactief bufferen voor er extra windmolens komen. Daarbij houden we rekening met de impact voor omwonenden in havengebieden waar de leefbaarheid al onder druk staat. Ook met andere terreinbeheerders gaan we in overleg over de inplanting van windturbines. Zo geven we meer juridische rechtszekerheid aan investeerders.”


Punt 95: “We onderzoeken het investeren in eigen wind-turbines”


Punt 280: “ We maken gebruik van de vastgoedportefeuille van de Stad, zoals gebouwen en gronden, om de stedelijke klimaatagenda te realiseren. Bijvoorbeeld door windenergie op gemeentelijke gronden te ontwikkelen, met als doel duurzame stroom te leveren aan zowel onze eigen gebouwen als de aangesloten organisaties.”

 

2) Zonne-energie: zonnepanelen op sociaal woonpatrimonium van Vivendo

 In ons tienpuntenprogramma lanceerden wij het voorstel om bovenop àlle daartoe geschikte sociale woningen van Vivendo zonnepanelen te laten plaatsen, te financieren met een milieubelasting op het cruisetoerisme die voortaan rechtstreeks naar de stad zou gaan: een aanpak die toont dat klimaatneutraal én sociaal hand in hand kunnen gaan.


Als (gedeeltelijk) antwoord hiero vinden we punt 61: “We rollen maximaal zonnepanelen op het sociaal huurpatrimonium uit via Aster, het initiatief van de Vereniging van Vlaamse Huisvestingsmaatschappijen, om energiekosten te verlagen en duurzaamheid te bevorderen.”


Opmerking: in ons becijferde voorstel was het de bedoeling om de pakweg 1500 sociale woningen van Vivendo die daarvoor in aanmerking komen, in de volgende bestuursperiode (2025-2030) van zonnepanelen te voorzien (à rato dus van een goeie 250 per jaar) en daarvoor dus ook eigen stadsmiddelen (uit de cruisebelasting) aan te wenden. Via Aster worden gemiddeld over heel Vlaanderen een honderdtal woningen per jaar aangepakt, dat tempo ligt dus heel wat lager, daarmee halen we in Brugge onze doelstelling niét. Anderzijds wordt in het nieuw Brugs bestuursakkoord in punt 43 ook gesproken van een stedelijk woonpact met Vivendo en in punt 45 van een Task Force Sociaal Wonen. We vragen dan ook expliciet dat ons voorstel inzake zonnepanelen hier wordt meegenomen en een pilootproject met de nieuwe Vlaamse minister van Wonen en Energie Melissa Depraetere wordt uitgewerkt.


Punt 493 van het nieuw bestuursakkoord kan hier al een opening maken, want daar wordt bijvoorbeeld wél al gesteld: “Belastende vormen van toerisme laten we financieel bijdragen in de maatschappelijke kost die ze veroorzaken”. Maar als het wat verder in het deel over de haven over cruisetoerisme gaat, dan wordt er wel over walstroom gesproken, maar niét over spreiding of beheersing van het cruisetoerisme zélf.


3) Zonne-energie: aanpassing stedenbouwkundige verordening

Wil men in de Brugse binnenstad meer zonnepanelen toelaten, dan is een aanpassing van de stedenbouwkundige verordening noodzakelijk, zeiden we.


Punt 96: “Met een aangepaste stedenbouwkundige verordening bieden we rechtszekerheid aan mensen die zonnepanelen willen leggen in de binnenstad. We gaan voor meer mogelijkheden voor zonnepanelen, dit in een correcte afweging ten opzichte van de specifieke erfgoedwaarde die panden hebben.”


4) Zonne-energie: energie-gemeenschappen op Brugse bedrijventerreinen

Voor mensen die om wat voor redenen ook geen zonnepanelen op hun eigen woning kunnen plaatsen, lanceerden we het voorstel om – vooral via de WVI – energiegemeenschappen te realiseren op Brugse bedrijventerreinen.

In het nieuw bestuursakkoord wordt wél expliciet naar WVI gekeken voor de inrichting van nieuwe bedrijfsterreinen, maar blijkbaar niét voor de realisatie van nieuwe energiegemeenschappen op deze bedrijventerreinen. Wél moeten hier de punten 274 en 275 vermeld worden.


Punt 274: “Energiewekkende installaties en collectieve systemen zijn een belangrijke oplossing om voldoende duurzame CO2-neutreale energie op te wekken uit zon. De Stad kan de uitrol van dergelijke installaties versnellen door de eigenaars van panden met grote daken te ontzorgen.”


Punt 275: “We sporen bedrijven aan om daken te voorzien van zonnepanelen en energie te delen met hun omgeving.”

 

5) Mobiliteit: naar een autoluwe binnenstad en minder autobewegingen naar de stad

In ons tienpuntenprogramma vroegen we hier onder meer een uitbreiding van de  fietszone naar het hele “ei” van Brugge, een verbod van bovengronds toeristisch parkeren en het omvormen van de rotatieparkings in de binnenstad naar parkings voor bewoners, zorgverstrekkers en werknemers. Bovenal is er nood aan een globale mobiliteitsaanpak voor de hele regio, met minder autobewegingen, een herziening van het bussenplan en de invoering van fietsdeelsystemen.


In het nieuw bestuursakkoord is er een heel hoofdstuk (5) onder de noemer: “slimme mobiliteit en vlotte bereikbaarheid”, met als uitgangspunt: “We streven naar een autoluw Brugge met een aantrekkelijke binnenstad en veilige woonwijken”, waarbij in de inleiding al staat: “We willen onderzoeken waar en hoe we de autoluwe zone kunnen uitbreiden”.


Verder onder meer punt 142: “We onderzoeken de uitbreiding van de fietszone in het centrum”.


Punt 144: “In en rond het centrum en aan belangrijke knooppunten (randparkings, stations) lanceren we een systeem van deelfietsen met meerdere terugbrengpunten”


Punten 147, 148 en 149: “We evalueren het nieuw openbaar vervoersplan. We monitoren de gebruikscijfers, werken de blinde vlekken in het openbaar vervoer maximaal weg en gaan de strijd aan tegen mobiliteitsarmoede.”


Punt 142: “We maken een studie autoluw Brugge”


Punt 156: “Toeristen worden geweerd uit de bovengrondse en ondergrondse parkeerplaatsen in de binnenstad.”


Punt 157: “Onderzoek of sommige centrumparkings exclusief voor bewoners kunnen worden gereserveerd”


Uit deze punten blijkt nog niet duidelijk of toeristen inderdaad de toegang tot boven- en ondergrondse parkings in de binnenstad bv. door nummerplaatherkenning zullen worden ontzegd, dan wel of ze alleen maar zullen afgeraden worden, wat nog iets anders is, en nog steeds zwerf- en zoekverkeer verder mogelijk maakt.


Bij de evaluatie van het nieuwe openbaar vervoersplan (punten 147-149) moet men er ook op letten dat de nieuwe cijfers niet zomaar met de oude vergeleken worden, aangezien er nu meer overstappers zijn en die voortaan dus dubbel geteld worden. Ook kan een kleine globale verhoging van de gebruikscijfers (op de meest frequente verbindingen) toch ook gepaard gaan met grote reële vervoersproblemen voor mensen zonder auto, voornamelijk wanneer haltes naar bepaalde diensten of woonzorgcentra wegvallen of de afstanden naar bepaalde haltes te groot worden. In die zin zal men bij de evaluatie niet alleen de gebruikers, maar ook de afhakers moeten bevragen


6) Renovatie woningen: rollend fonds en collectieve aanpak

In ons tienpuntenprogramma legden wij bij renovatie van woningen vooral de nadruk op de noodzaak van een rollend fonds én op een collectieve aanpak, omdat anders heel wat mensen de nodige financies niet hebben of niet goed weten hoe daaraan te beginnen.

In het nieuwe bestuursakkoord is de idee van een rollend fonds als dusdanig niet opgenomen, maar worden er inzake woonrenovatie wél een aantal relevante punten naar voren gebracht.


Punt 268: “Binnen het kader van een rechtvaardige klimaattransitie herzien we de financiering voor de renovatie van woningen .”


Punt 269: “We zetten verder in op laagdrempelige en performante energie- en woonloketten.”


Punt 270: “Niet iedereen heeft de middelen om individueel alles te bekostigen. Daarom kiezen we waar mogelijk voor collectieve oplossingen, waarbij we wijk per wijk samen met buurtbewoners bekijken wat de beste mogelijkheden zijn.”

 

7) Financies

In ons tienpuntenprogramma drongen we aan op een duidelijke financiële vertaling van de klimaatambities, en desgevallend ook op het aangaan van een toekomst-lening die noodzakelijke structurele acties hiervoor kon helpen financieren.


Punt 271 van het nieuw bestuursakkoord kan daarom erg belangrijk worden en verdient dan ook integraal geciteerd te worden: “We budgetteren het klimaatplan 2030 en focussen bij de uitvoering op renovatie, isolatie en het opwekken van energie. Het klimaatplan is opgesteld in 2022 en is ondertussen drie jaar in uitvoering. Eén van de grootste uitdagingen en opportuniteiten voor Brugge zit in het verduurzamen van ons woningpatrimonium. Het is belangrijk om de noodzakelijke renovatiestrategie op te nemen in ons meerjarenplan. Als we gegeven de Brugse context maatregelen met impact willen doorvoeren moeten we focussen op renovatie (inclusief gericht op de verhoging van de woonkwaliteit), isolatie (inclusief energetische beglazing in de binnenstad) en productie van hernieuwbare energie.”


Dat punt is zonder meer belangrijk, al van bij de start met de actie aan het standbeeld van Jan Breydel en Pieter de Coninck op de Markt van Brugge luidt onze boodschap “geen klimaatplan zonder centen”. Op zich vormt dit een essentiële stap, evenwel niet zonder gevaar, als men de financiële vertaling nu beperkt tot isolatie, renovatie en hernieuwbare energie. Dat betekent dat andere “bruggen” uit het klimaatplan zo in de verschillende sectorbudgetten worden opgenomen (mobiliteit, openbaar domein, etc…), waardoor het heel moeilijk wordt om dit vanuit klimaatoogpunt te monitoren en te evalueren en we zo eigenlijk een zicht op het geheel dreigen te verliezen: een blijvend aandachtspunt.


8) Warmteplan: duidelijkheid creëren

In onze tien punten stelden we dat Brugge wel een vrij algemeen warmtezoneringsplan heeft, maar dat particulieren met renovatieplannen hiermee nog niet weten hoe het er in hun wijk in de toekomst aan toe zal gaan.


In het nieuwe bestuursakkoord komt daar vooralsnog niet echt een antwoord op, maar in punt 70 van is er alvast sprake dat er per wijk “wijkstructuurschetsen” zullen uitgewerkt worden. Een pleidooi om daarbinnen de collectieve aanpak van renovatie én warmtevoorziening te integreren?

 

9) Ruimtelijke ordening

In ons tienpuntenprogramma vroegen we aandacht voor de betonshift én een pragmatische oplossing voor het voetbaldossier: eerst het project op Olympia realiseren en dan kijken of er nog voor Cercle Brugge een tweede stadion nodig is.


In het nieuw bestuurakkoord vermeldt punt 67: “We realiseren de Vlaamse bouwshift en voeren het Beleidsplan Ruimte Brugge uit met een focus op duurzaam en efficiënt ruimtegebruik door ruimte optimaal te benutten, functies te verweven en hergebruik van leegstaande gebouwen te bevorderen.”


Het stuk over ruimtelijke ordening in het nieuw bestuursakkoord is to the point. Maar daar tegenover wordt in het nieuw bestuursakkoord toch ook expliciet herhaald dat de Chartreuse, de Spie en de Blankenbergse Steenweg (her)bestemd worden als industriegebied (de Dudzeelse Polder wordt hierbij niet vermeld).


Op zich is deze vaststelling weinig verrassend, deze discussie is al gevoerd bij de opmaak van het Beleidsplan Ruimte Brugge, en toen bleef alleen Groen (nu: 3 zetels op 47) pleiten voor het behoud van die vier natuur- of open gebieden, terwijl alle andere partijen scherm(d)en met de nood aan bijkomende bedrijfsterreinen. Toch weten we uit onze recente contacten dat ook sommige Brugse schepenen ook nog kritische vraagtekens hebben, onder meer over het Chartreuseproject: wordt ongetwijfeld nog vervolgd.


En wat het voetbal in Brugge betreft:  in het nieuw bestuursakkoord staat “we blijven voluit inzetten voor een doorbraak in het stadiondossier van Club Brugge en Cercle Brugge”, maar hier alvast geen definitieve of expliciete engagementen van de stad voor de bouw van twee stadions, wél de verwijzing “dat aan de Blankenbergse Steenweg de mogelijkheid om er op termijn een oplossing voor het stadion van Cercle Brugge te realiseren, wordt verder onderzocht.” Maar aangezien de meerderheidsaandeelhouders van Monaco dat blijkbaar zélf niet willen financieren, kan uitstel afstel worden?


10) Klimaatadaptatie

In ons tienpuntenprogramma hielden we een pleidooi voor meer groen in stad en rand, voor meer ontharding en beter waterbeheer.


In het nieuw bestuursakkoord wordt in punt 178 alvast meegegeven dat de investeringsmiddelen maximaal naar heraanleg van wegen, riolering en nutsleidingen zal gaan, maar toch zijn er ook andere accenten: “als er zich opportuniteiten voordoen gerichte aankopen voor groene ruimte, natuur en bos (punt 216), behoud van het stedelijk subsidiebeleid voor de aankoop van natuurgebieden (punt 238) en het ondersteunen van voorstellen van stadslandbouw en pluktuinen “en proberen die in Brugge te helpen realiseren” (punt 239).


Inzake adaptatie wordt in punt 248  overigens – zoals gevraagd - expliciet verwezen naar het klimaatadaptieplan: “De realisatie van het Brugse klimaatadaptieplan is daarbij de leidraad.”

 

 

 

Voorlopige conclusie?

Het nieuwe bestuursakkoord bevat voornamelijk intenties en principes, nog geen uitgewerkte acties, met een duidelijke tijdstabel en dito financiering. Maar ongeveer alle elementen die we zelf in ons tienpuntenprogramma naar voren schoven, kregen toch een begin van antwoord. Daar kan verder op gewerkt worden, want pas bij het inhoudelijk en financieel meerjarenplan zal – tegen het  eind van dit jaar – duidelijk worden hoe serieus men het écht neemt.


Tot slot, nog een uitsmijter: punt 26 van het nieuwe Brugse bestuursakkoord komt met een origineel voorstel: “We verwelkomen elke pasgeboren Bruggeling met een Brugs slabbejte”. Vinden we een héél goed voorstel, maar zouden er in één beweging op het slabbetje een kleine tekst aan toevoegen: “Denk aan ons/zorg GOED voor onze planeet”. De nieuwe generatie Bruggelingen die nu in de komende legislatuur (van 2025 tot 2030) geboren worden, zullen immers tegen 2050 concreet geconfronteerd worden met de gevolgen van de klimaatopwarming.


Daarom is de urgentie ook groot: ten opzichte van 2011, het referentiejaar voor de Convenant of Mayors die Brugge plechtig ondertekend heeft, zien we op een goeie twaalf jaar in Brugge een vermindering van de CO2-uitstoot met 27%. Willen we de oorspronkelijk vooropgezette halvering tegen 2030 effectief halen, dan moeten we dus in de komende legislatuur op ongeveer de helft van de tijd nog eens de andere helft van de inspanning vol maken.


Met andere woorden: Brugge moet nu en straks beslist nog een tandje bijsteken, hopelijk komt de urgentie hiervan dit jaar nog in het meerjarenplan ook duidelijk tot uiting.